Mijn kinderen, de twee die me meer dan eens terugbrengen naar de essentie, het hier, het nu. Ik gaf hen het leven, zij geven betekenis aan het mijne. Zij zijn mijn onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde.

En ook…

Ik zie ze doodgraag, die twee. Ik zou er een kogel voor opvangen, hen de wereld ronddragen. Alles, of toch veel, zou ik voor hen doen en over hebben. En dat zeg ik omdat ik het meen, recht uit mijn hart. Zij zijn mijn hart. Maar ik zeg het niet omdat het makkelijk is. Integendeel.

Het moederschap is voor mij heel intens. Allesomvattend. Mijn zijn. Het is ook doodvermoeiend en soms heel erg eenzaam. Het is alles geven en daar eigenlijk niet zo geweldig veel voor terugkrijgen in die prilste fases.

De eerste jaren van dat moederen waren geen walk in the park. Roze wolken dat zeker. Maar ook het verdere Belgische weerbeeld passeerde de revue. Mona was een aanvaardbare slaper, zelden in haar kamer, maar oké. Daar viel mee te slapen. Een pittige kleuter, dat ook. Ze zorgde voor de nodige uitdagingen, grenzen verleggen en loslaten.

Kleine broer Oscar sliep niet. 2,5 jaar om precies te zijn. Wij overleefden op een absoluut minimum aan slaap. Overleven. Op de ergste nachten vroeg ik me – soms luidop – af wat we gedaan hadden. Wij konden dat niet, twee kinderen. De vermoeidheid was één ding. Maar dat chronisch gebrek aan slaap had een weerslag op alles. Het bracht me in een disbalans waar ik mijzelf vaak kwijt raakte. Ratio maakte plaats voor emo. Geduld, dat ik uitgeslapen al niet in overvloed heb, was onbestaand. Mijzelf soms niet herkennend.

Het is niet dat ik een keuze had. Onze ‘village to raise a child’ was nooit heel groot en door Corona helemaal onbestaand. Het waren wij. Geen plan b. En dat voelde soms heel erg eenzaam.

En natuurlijk was het niet allemaal negatief. We hadden ook veel plezier. We lachten, soms van miserie, maar vaak oprecht. We kwamen buiten, zochten ruimte en rust. We zochten elkaar.

Het werd beter. Met wat hulp. Met veel loslaten. Met hoogtes en laagtes. Maar beter.

Wat ik zeggen wil…

Hoewel het allemaal nog niet zo heel lang geleden is moest ik best al wat dieper in mijn geheugen graven om bovenstaande neer te schrijven. Maar ik wou er wel even de tijd voor nemen. Want ik weet dat wij niet de eerste waren en ik weet dat we ook niet te laatste zijn. Ik weet dat er nu ouders zijn die strompelen van vermoeidheid. Op het moment dat je dit leest, misschien met één oog omdat je het andere al wat wil laten rusten, je afvragend of je niet beter zou gaan slapen in plaats van op’t internet nog blogs te zitten lezen, weet dat je niet alleen bent. Ook al voelt dat soms zo aan.

En weet ook, en dat is misschien nóg belangrijker: het wordt beter. Ik kan je niet zeggen wanneer. Maar het wordt beter.

Het heeft hier even geduurd. Maar voor het eerst in onze zesjarig ouderschap slapen wij! Mona en Oscar slapen sinds begin dit jaar samen in bed. En dat gaat geweldig goed. Het is zelfs zo dat ze ’s morgens meestal alleen opstaan – van zodra het schaap groen is. Ze gaan dan beneden iPad kijken. Of spelen. Maar meestal iPad kijken, who am I kidding. En wij kunnen nog even blijven liggen.

Hoewel ik soms het gevoel heb dat mijn lijf nog altijd slaap aan het inhalen is, heb ik stilaan mijn energieniveau teruggevonden. Ik heb veel van dat. Ik verveel me snel. Ook toen ik amper sliep. Dat energieniveau blijkt een zegen, soms ook een vloek.

Is het hier dan allemaal pijs en vre? Nee begot! Na de fase van slaapdeprivatie zitten we nu in de pittige drie-jarige fase. En die heeft zo ook zijn eigen uitdagingen. Maar ik heb op z’n minst geslapen om die uitdaging aan te gaan. En het is verrassend hoe anders je de wereld ziet als je wat geslapen hebt.