Als we één ding ontdekt (of bevestigd) hebben tijdens die eerste 8 maanden ouderschap is het wel dat mijn man en ik geen aangename mensen zijn als je ons ’s nachts wakker maakt. Ook niet als diegene die ons wakker maakt een kleine, lieve, snoezige, schattige baby is.

Mona is een redelijk oke slaper. Ze gaat tussen 19u en 20u slapen en +/- 6u30 is ze wakker voor haar flesje. Maar ze heeft zo van die nachten dat ze ons ontelbare keren uit bed zet. Een nachtmerrie, tutje kwijt, … En dat is niet erg. Ze is een baby, dat hoort erbij. Maar als wij ’s nachts worden gewekt blijken zowel mijn man als ikzelf hoogst onaangename mensen te zijn. Zagen, boos worden en vloeken. Niet op de baby. Wel op die doos in de gang, op elkaar en eigenlijk op de hele wereld.

Afgelopen weekend was weer een mooi voorbeeld. Mona werd omstreeks 4u huilend wakker. Ik sta op om haar tutje terug te geven maar dat was spoorloos verdwenen. Niet onder haar, niet in haar bed. Op handen en knieën, zonder bril, heb ik de koude kamer rondgekropen op zoek naar die stomme tut. Die trouwens licht zou moeten geven. Niet te vinden. Ik aan haar jammeren, Mona aan het huilen. Je zou dan denken “mijn man komt helpen, hij hoort mijn gesukkel door de babyfoon.” Maar nee hoor. Die sliep rustig verder. Of hij deed toch alsof. Toen ik eindelijk (volgens mij na 20min, volgens mijn man waren het 2min.) die tut terug had gevonden kroop ik geërgerd en boos terug in bed. Waarop mijn man dan doodleuk vroeg “En, alles oke?”. Ik weet niet meer heel zeker wat ik heb geantwoord, maar het was niet netjes. “Alsof jij zou opgestaan zijn, zei hij.”

Gelukkig kunnen we de dag nadien altijd wel lachen met dit soort situaties. We kennen elkaar ondertussen goed genoeg en we weten wel min of meer wat we ’s nachts aan elkaar hebben. Maar de tijd dat wij om 4u nog vrolijk en energiek op een dansvloer stonden is bij deze dus wel definitief voorbij.